Translations for „raak“ in the Dutch » German Dictionary

raak¹ [rak] ADJ

1. raak (het doel treffend):

raak

getroffen

ieder schot is raak

jeder Schuss sitzt

rake klappen uitdelen

gezielt zuschlagen

een raak schot

ein Schuss ins Schwarze

een raak schot

ein Volltreffer

2. raak (scherp geformuleerd):

raak

treffend

raak

treffsicher

raak

pointiert

een raak antwoord geven

schlagfertig antworten

die opmerking was raak

das war eine treffende Bemerkung

3. raak (geslaagd in de gelijkenis):

raak

originalgetreu

raak² [rak] ADV

maar raak

drauflos

maar raak kletsen

ins Blaue hinein reden

maar raak slaan

drauflosschlagen inf

maar raak lopen

aufs Geratewohl losmarschieren inf

Usage examples with raak

maar raak

drauflos

ieder schot is raak

jeder Schuss sitzt

een raak antwoord geven

schlagfertig antworten

die opmerking was raak

das war eine treffende Bemerkung

altijd raak! altijd prijs!

jedes Los ein Treffer!

een raak schot

ein Schuss ins Schwarze

maar raak kletsen

ins Blaue hinein reden

maar raak slaan

drauflosschlagen inf

maar raak lopen

aufs Geratewohl losmarschieren inf

iets kort (en raak) formuleren

etw auf eine einfache Formel bringen

ik raak niet zo gemakkelijk van streek fig

mich wirft nichts so leicht um

ik raak de gedachte daaraan maar niet kwijt

das geht mir nicht aus dem Sinn