Translations for „duur“ in the Dutch » German Dictionary

duur¹ [dyr] N m geen pl

duur

Dauer f

van korte duur

von kurzer Dauer

op de(n) (lange) duur

auf die Dauer

voor de duur van een jaar

für die Dauer eines Jahres

duur² <dure, duurder, duurst> [dyr] ADJ

1. duur:

duur (hoog van prijs)

teuer

duur (zeer duur)

kostspielig

dat is mij veel te duur

das ist mir viel zu teuer

2. duur (zwaarwegend, bindend):

duur

heilig

een dure plicht

eine heilige Pflicht

3. duur (gewichtig doend):

duur

fein

duur

vornehm

dure mensen

feine Leute

een duur woord

ein gewichtiges [o. großes] Wort

duur³ [dyr] ADV

1. duur (voor, met veel geld):

duur

teuer

een duur gekochte eer fig

eine teuer erkaufte Ehre

iets komt iem duur te staan fig

etw kommt jdn teuer zu stehen

2. duur (zo dat men er zeer door gebonden is):

duur

hoch und heilig

duur

zutiefst

3. duur (gewichtig):

duur

vornehm

duur doen

vornehm tun

Usage examples with duur

duur doen

vornehm tun

vreselijk duur

furchtbar teuer

op de(n) (lange) duur

auf die Dauer

de vrijheid duur betalen

die Freiheit teuer erkaufen

dat is schreeuwend duur

das ist furchtbar teuer

een duur gekochte eer fig

eine teuer erkaufte Ehre

dat is verrekt duur

das ist verdammt teuer

op de lange duur

auf die Dauer

't is schandalig duur

das ist unverschämt [o. unerhört] teuer

goede raad is duur prov

guter Rat ist teuer

zijn huid duur verkopen fig

seine Haut teuer verkaufen inf

duur/deftig gekleed gaan

teuer/vornehm gekleidet sein

van korte duur

von kurzer Dauer

een duur woord

ein gewichtiges [o. großes] Wort

rust noch duur

ohne Rast und Ruh form

wat duur/mooi

wie teuer/schön

de vis wordt duur betaald fig

das muss teuer bezahlt werden

naar verhouding is dat duur

das ist verhältnismäßig teuer

dat komt ons duur te staan ook fig

das kommt uns acc teuer zu stehen

dat komt je duur te staan

das kommt dich teuer zu stehen