Dutch » German

Translations for „slaap“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

slaap [slap] N m geen pl

3. slaap (zijvlak van het hoofd):

slaap
Schläfe f

4. slaap (afscheiding aan de oogleden):

slaap
Schlaf m
de slaap uit zijn ogen wrijven
sich dat den Schlaf aus den Augen(winkeln) reiben

Usage examples with slaap

in slaap
im Schlaf
omvallen van de slaap
vor Müdigkeit umfallen
met de slaap worstelen
mit dem Schlaf kämpfen
uit zijn slaap opschrikken
aus dem Schlaf aufschrecken [o. hochfahren]
een aanvechting van slaap
eine Anwandlung von Schlaf
tegen de slaap vechten
mit dem Schlaf kämpfen
ik heb zo'n slaap
ich bin so müde
iem in slaap brengen euph
jdn einschläfern
de slaap overvalt mij
der Schlaf überfällt mich
in slaap vallen
einschlafen
een onrustige/woelige slaap
ein unruhiger/nervöser Schlaf
een vaste slaap
ein fester Schlaf
de slaap overwinnen
den Schlaf besiegen
een gezonde slaap
ein gesunder Schlaf
slaap/een examen inhalen
Schlaf/eine Prüfung nachholen
een loodzware slaap
ein bleierner Schlaf
slaap/trek krijgen
schläfrig werden/Appetit bekommen
slaap hebben/krijgen
schläfrig sein/werden
een kind in slaap wiegen
ein Kind in den Schlaf wiegen
iem uit de slaap houden
jdn um den Schlaf bringen

Browse the dictionary

Dutch

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Browse the dictionaries
Most popular