Translations for „aanknopen“ in the Dutch » German Dictionary

aan·kno·pen¹ <knoopte aan, h. aangeknoopt> [aŋknopə(n)] VB trans

1. aanknopen:

aanknopen (vastknopen)

festbinden

aanknopen (vastknopen)

festknoten

aanknopen (met een knoop)

anknöpfen

2. aanknopen:

aanknopen (beginnen met)

anknüpfen

aanknopen (beginnen met)

beginnen

aanknopen (onderhandelingen)

aufnehmen

aan·kno·pen² <knoopte aan, h. aangeknoopt> [aŋknopə(n)] VB intr

aanknopen

anknüpfen

bij een gedachte aanknopen

an einen Gedanken anknüpfen

Usage examples with aanknopen

contact(en) aanknopen

Kontakt(e) knüpfen

bij een gedachte aanknopen

an einen Gedanken anknüpfen

connecties aanknopen (met iem)

Beziehungen anknüpfen (zu jdm)

met iem een gesprek aanknopen

ein Gespräch mit jdm anknüpfen

het aanknopen/verbreken van diplomatieke betrekkingen

die Aufnahme/der Abbruch diplomatischer Beziehungen