ge·ven2 <gaf, h. gegeven> [ɣevə(n)] VB trans
2. geven (aanreiken):
3. geven (ter beschikking stellen):
-
iem inlichtingen geven
4. geven (toebrengen):
5. geven (toekennen):
6. geven (veroorzaken):
-
antwoord geven
7. geven:
-
geven (opleveren)