German » Dutch

Translations for „cuprum“ in the German » Dutch Dictionary (Go to Dutch » German)

Show summary of all matches

ˈQuo·rum: noun
ˈNeu·trum: noun
dar·um: adverb
ˈFo·rum: noun
her·ˈum: adverb
ˈSe·rum: noun
wa·ˈrum: adverb
wor·um: adverb
rum: adverb
drum: adverb
rund·ˈum: adverb

You are viewing results spelled similarly: Quorum , Neutrum , rundum , drum , rum , worum , warum , Serum , herum , Forum and darum

ˈQuo·rum <Quorums> [ˈkvoːrʊm] N nt kein pl

quorum nt

vereist aantal nt stemmen [o. aanwezige leden]

ˈNeu·trum <Neutrums, Neutra[o. Neutren] > [ˈn͜ɔytrʊm, -tra, -trən] N nt

1. Neutrum:

2. Neutrum LING kein pl:

onzijdig geslacht nt

dar·um [daˈrʊm, ˈdaːrʊm] ADV

1. darum (um das):

2. darum inf (deshalb):

erom

3. darum (räumlich):

erom

wat dat betreft

sich darum bemühen

er moeite voor doen

ich gäbe etw darum

ik zou er wat voor geven [o. overhebben]

darum handelt es sich

daar gaat het om [o. over]

kaum darum herumkommen

er nauwelijks onderuit kunnen

sei es darum!

het zij zo!

er weiß darum

hij is ervan op de hoogte

ˈFo·rum¹ <Forums, Foren[o. Fora] > [ˈfoːrʊm, -ra] N nt HISTORY

Forum (in altrömischen Städten)

forum nt

her·ˈum [hɛˈrʊm] ADV

1. herum (um etw im Kreis):

om(heen)

rond(om)

die Reihe herum

2. herum inf (vorüber sein):

om

3. herum (gegen):

um 1800 herum

omstreeks het jaar 1800

4. herum (überall in jds Nähe):

in de buurt van

immer um jdn herum sein inf

altijd in iems nabijheid [o. buurt] zijn

5. herum (herum gehen):

das ist im ganzen Dorf herum inf

dat is in het hele dorp bekend

ˈSe·rum <Serums, Seren[o. Sera] > [ˈzeːrʊm, -ra] N nt

serum nt

wa·ˈrum [vaˈrʊm] ADV

warum nicht gar! inf

warum nicht gar! inf

welja!

nach dem Warum und Woher [o. Weshalb] fragen

naar het hoe en waarom vragen

nach dem Warum und Woher [o. Weshalb] fragen

naar de reden van iets vragen

wor·um [voˈrʊm, ˈvoːrʊm] ADV liter

worum (um welche Sache)

worum (um welchen Gegenstand)

om wat

worum streitet ihr euch?

waar hebben jullie ruzie om [o. over] ?

rum [rʊm] ADV inf

rum → herum

See also herum

her·ˈum [hɛˈrʊm] ADV

1. herum (um etw im Kreis):

om(heen)

rond(om)

die Reihe herum

2. herum inf (vorüber sein):

om

3. herum (gegen):

um 1800 herum

omstreeks het jaar 1800

4. herum (überall in jds Nähe):

in de buurt van

immer um jdn herum sein inf

altijd in iems nabijheid [o. buurt] zijn

5. herum (herum gehen):

das ist im ganzen Dorf herum inf

dat is in het hele dorp bekend

drum [drʊm] ADV inf

drum

drum

sei(')s drum

mit allem, was drum und dran ist [o. hängt]

met alles wat er aan vastzit [o. wat er bij hoort]

das ganze Drum und Dran war wenig erfreulich

het hele gedoe was niet erg plezierig

See also darum

dar·um [daˈrʊm, ˈdaːrʊm] ADV

1. darum (um das):

2. darum inf (deshalb):

erom

3. darum (räumlich):

erom

wat dat betreft

sich darum bemühen

er moeite voor doen

ich gäbe etw darum

ik zou er wat voor geven [o. overhebben]

darum handelt es sich

daar gaat het om [o. over]

kaum darum herumkommen

er nauwelijks onderuit kunnen

sei es darum!

het zij zo!

er weiß darum

hij is ervan op de hoogte

rund·ˈum [ˈrʊntˈʔʊm] ADV

Browse the dictionary

German

"cuprum" in the monolingual German dictionaries

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski