Translations for „vaak“ in the Dutch » German Dictionary

vaak <vaker, vaakst> [vak] ADV

vaak

oft

vaak

öfters

vaak

häufig

hoe vaak heb ik het (je) niet gezegd?

wie oft habe ich es (dir) nicht schon gesagt?

vrij vaak

öfter(s)

Usage examples with vaak

vrij vaak

öfter(s)

portretten lijken vaak slecht

Porträts sind oft unähnlich

dat komt vaak voor

das kommt oft vor

tamelijk vaak/veel

ziemlich oft/viel

zij heeft vaak goed gedaan

sie hat oft Gutes getan

ik kom vaak bij hem thuis

ich besuche ihn oft zu Hause

hij heeft vaak last van migraine

er leidet oft an Migräne

demonstraties gaan vaak gepaard met geweld

Demonstrationen gehen oft mit Gewalt einher

de eerste indruk is vaak bedrieglijk

der erste Eindruck täuscht oft

hoe vaak heb ik het (je) niet gezegd?

wie oft habe ich es (dir) nicht schon gesagt?

die moeder laat dat kleine kind vaak alleen

diese Mutter lässt das Kleinkind oft allein