Translations for „gerust“ in the Dutch » German Dictionary

ge·rust <geruste, geruster, meest gerust> [ɣərʏst] ADJ

1. gerust:

gerust (kalm)

ruhig

gerust (gerustgesteld)

beruhigt

ik ben niet gerust zolang zij niet thuis is

ich habe keine Ruhe, solange sie nicht zu Hause ist

de zieke haalde geruster adem

der Kranke atmete wieder ruhiger

iets met een gerust hart kunnen zeggen

etw ruhigen Gewissens sagen können

er gerust op zijn dat …

zuversichtlich sein, dass …

ik ben er toch niet gerust op (angst)

ich habe da so meine Befürchtungen

ik ben er toch niet gerust op (twijfels)

ich habe da so meine Zweifel

geen gerust uur hebben fig

keine ruhige Stunde haben

gerust zijn op iets/iem

sich auf etw/jdn verlassen

2. gerust:

gerust (door niets verontrust)

ruhig

gerust (ongestoord)

ungestört

gerust (onbezorgd)

unbesorgt

u kunt hem gerust geloven

Sie können ihm ruhig [o. getrost] glauben

wees maar gerust!

sei unbesorgt!

wees maar gerust!

mach dir keine Sorgen!

Usage examples with gerust

geen gerust uur hebben fig

keine ruhige Stunde haben

wees maar gerust!

sei unbesorgt!

bedien je gerust

bedien dich bitte

er gerust op zijn dat …

zuversichtlich sein, dass …

u kunt hem gerust geloven

Sie können ihm ruhig [o. getrost] glauben

gerust zijn op iets/iem

sich auf etw/jdn verlassen

nu ik dat weet, ben ik gerust

jetzt, da ich das weiß, bin ich beruhigt

ik ben er toch niet gerust op (angst)

ich habe da so meine Befürchtungen

iets met een gerust hart kunnen zeggen

etw ruhigen Gewissens sagen können

ik ben niet gerust zolang zij niet thuis is

ich habe keine Ruhe, solange sie nicht zu Hause ist

mocht u iets nodig hebben, vraag het dan gerust

sollten Sie etwas brauchen, dann fragen Sie nur