Translations for „opscheppen“ in the Dutch » German Dictionary

op·schep·pen¹ <schepte op, h. opgeschept> [ɔpsxɛpə(n)] VB trans

1. opscheppen (iets van de grond opnemen):

opscheppen

aufschaufeln

2. opscheppen (eten op borden scheppen):

opscheppen

aufschöpfen

het geld voor het opscheppen hebben fig

Geld wie Heu haben

op·schep·pen² <schepte op, h. opgeschept> [ɔpsxɛpə(n)] VB intr (pochen)

opscheppen

angeben

opscheppen

prahlen

opscheppen

protzen

opscheppen

aufschneiden

opscheppen over zijn successen

mit seinen Erfolgen prahlen [o. protzen]

Usage examples with opscheppen

opscheppen over zijn successen

mit seinen Erfolgen prahlen [o. protzen]

het geld voor het opscheppen hebben fig

Geld wie Heu haben