Translations for „permanent“ in the Dutch » German Dictionary

per·ma·nent¹ [pɛrmanɛnt] N nt of m geen pl

permanent

Dauerwelle f

een permanent laten zetten

(sich dat ) eine Dauerwelle machen lassen

per·ma·nent² <permanente, permanenter, permanentst> [pɛrmanɛnt] ADJ

permanent

permanent

permanent (voortdurend, duurzaam; ook)

ständig

permanent (niet veranderend; ook)

beständig

permanent (niet veranderend; ook)

dauerhaft

een permanent lid van de Veiligheidsraad

ein ständiges Mitglied des Sicherheitsrates

de radio staat daar permanent aan

dort läuft ständig [o. andauernd] das Radio

zich ergens permanent vestigen

sich irgendwo dauerhaft niederlassen

Usage examples with permanent

zich ergens permanent vestigen

sich irgendwo dauerhaft niederlassen

een permanent laten zetten

(sich dat ) eine Dauerwelle machen lassen

een permanent lid van de Veiligheidsraad

ein ständiges Mitglied des Sicherheitsrates

de radio staat daar permanent aan

dort läuft ständig [o. andauernd] das Radio