Translations for „potten“ in the Dutch » German Dictionary

pot·ten <potte, h. gepot> [pɔtə(n)] VB trans

1. potten (opsparen):

potten

sparen

euro's potten

Euros sparen

2. potten (in potten doen):

potten

(ein)topfen

stekken potten

Ableger eintopfen

Usage examples with potten

euro's potten

Euros sparen

stekken potten

Ableger eintopfen

aarden potten

Tongefäße

potten bakken

töpfern

de potten en pannen

das Kochgeschirr