Translations for „studie“ in the Dutch » German Dictionary

stu·die <studie|s, studiën> [stydi] N f

1. studie (het bestuderen van iets):

studie

Studium nt

studie

Untersuchung f

studie

Studieren nt

aan de studie zijn

im Studium sein

aan de studie zijn

gerade etw lernen

in studie zijn

untersucht werden

iets in studie nemen

etw erforschen

studie van iets maken

etw untersuchen

de studie van de taal

das Sprachstudium

zich wijden aan de studie

sich dem Studium widmen

2. studie (vak aan een onderwijsinrichting):

studie

Studium nt

de studie van de filosofie

das Studium der Philosophie

de medische studie

das Medizinstudium

3. studie (geschrift):

studie

Studie f

studie

Untersuchung f

studie

Arbeit f

studie

Abhandlung f

4. studie (tekening, schilderij):

studie

Studie f

studies naar het naaktmodel

Aktstudien

5. studie muz.:

studie

Etüde f

studie

Übungsstück nt

Usage examples with studie

de studie weer opvatten

das Studium wiederaufnehmen

aan de studie zijn

im Studium sein

doorsukkelen met zijn studie

mit dem Studium nicht vorankommen

iets in studie nemen

etw erforschen

studie van iets maken

etw untersuchen

zijn studie afsluiten

sein Studium abschließen

de studie staken

das Studium aufgeben [o. abbrechen]

de studie afmaken

das Studium beenden

in studie zijn

untersucht werden

de medische studie

das Medizinstudium

zijn studie vervolgen

sein Studium fortführen [o. fortsetzen]

zijn houding tegenover zijn studie

seine Einstellung zum Studium

de studie aan de hogeschool

das Hochschulstudium

zijn studie afwisselen met vermaak

sein Studium mit Zerstreuungen abwechseln

de studie van de taal

das Sprachstudium

de studie van de filosofie

das Studium der Philosophie

zich op een studie storten fig

sich in ein Studium stürzen

zich wijden aan de studie

sich dem Studium widmen

zich geheel op zijn studie richten

sich ganz seinem Studium widmen