Dutch » German

Translations for „sector“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

sec·tor <sector|s, sector|en> [sɛktɔr] N m

1. sector wisk.:

sector
Sektor m
sector
Kreisausschnitt m
bolvormige sector
Kugelausschnitt m

2. sector (afdeling, gebied):

sector
Sektor m
sector
Bereich m
de oostelijke sector van Berlijn
der Ostsektor Berlins
huizen in de vrije sector
Häuser auf dem freien Markt

3. sector (afdeling van het maatschappelijk leven):

sector
Sektor m
sector
Bereich m
de primaire [o. agrarische ] sector
der Agrarbereich
de primaire [o. agrarische ] sector
die Landwirtschaft
de quartaire [o. sociale ] [o. zachte ] sector
der Sozialbereich
de secundaire [o. industriële ] sector
die Industrie
de tertiaire [o. dienst(en)verlenende ] sector
der Dienstleistungsbereich

Usage examples with sector

bolvormige sector
Kugelausschnitt m
de quartaire sector econ.
der quartäre Sektor
de collectieve sector
der öffentliche Bereich
de zachte sector form
der Sozialsektor
de particuliere sector econ.
der private Sektor
de primaire sector econ.
der Primärsektor
de publieke sector
der öffentliche Dienst
de primaire [o. agrarische ] sector
der Agrarbereich
de secundaire [o. industriële ] sector
die Industrie
de tertiaire [o. dienst(en)verlenende ] sector
der Dienstleistungsbereich
de oostelijke sector van Berlijn
der Ostsektor Berlins
huizen in de vrije sector
Häuser auf dem freien Markt

Browse the dictionary

Dutch

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Browse the dictionaries
Most popular