Dutch » German

Translations for „afleggen“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

af·leg·gen <legde af, h. afgelegd> [ɑflɛɣə(n)] VB trans

1. afleggen (afdoen, zich ontdoen van iets):

afleggen
angst afleggen fig
getuigenis afleggen
een verklaring afleggen

2. afleggen (verrichten):

afleggen
afleggen
een bekentenis afleggen
een bezoek afleggen bij iem
een eed afleggen
een eed afleggen op iets

3. afleggen (ten einde volgen):

afleggen
een weg te voet afleggen

4. afleggen (lijk):

afleggen
het afleggen
het (moeten) afleggen tegen iem

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski