Translations for „Warenposten“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

ver·zend·kos·ten [vərzɛntkɔstə(n)] N pl

verzendkosten

Versandkosten pl

wa·ren·wet [warə(n)wɛt] N f geen pl

warenwet

Lebensmittelgesetz nt

wa·rem·pel [warɛmpəl] ADV

warempel

wahrhaftig

troos·ten <troostte, h. getroost> [trostə(n)] VB trans

troosten

trösten

zich met een andere vrouw troosten

sich mit einer anderen trösten

be·oos·ten [bəostə(n)] PREP

beoosten

östlich +gen

on·kos·ten [ɔŋkɔstə(n)] N pl

1. onkosten:

onkosten (kosten)

Unkosten pl

onkosten (vooral in verband met beroepsuitoefening)

Spesen pl

onkosten (hetgeen men voorgeschoten heeft)

Auslagen pl

de onkosten declareren

die Unkosten in Rechnung stellen

2. onkosten (buitengewone kosten):

onkosten

Unkosten pl

iem op onkosten jagen

jdn in Unkosten stürzen

reis·kos·ten [rɛiskɔstə(n)] N

reiskosten

Reisekosten pl

reiskosten

Fahrtkosten pl

reiskosten (gemaakte onkosten)

Reisespesen pl

reiskosten (vliegreis)

Flugkosten pl

reiskosten declareren

Reisekosten in Rechnung stellen

reis- en verblijfkosten

Reise- und Aufenthaltskosten pl

sleep·kos·ten [slepkɔstə(n)] N

sleepkosten (auto)

Abschleppkosten pl

sleepkosten (schip, zweefvliegtuig)

Schleppgebühr f