Translations for „Winkelhebel“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

win·kel·ke·ten <winkelketen|s> [wɪŋkəlketə(n)] N f

winkelketen

Ladenkette f

win·kel·haak <winkel|haken> [wɪŋkəlhak] N m

1. winkelhaak (scheur):

winkelhaak

Dreieck nt

winkelhaak inf

Triangel m

2. winkelhaak (gereedschap):

winkelhaak

Winkelmaß nt

winkelhaak

Winkel m

win·ke·len <winkelde, h. gewinkeld> [wɪŋkələ(n)] VB intr

1. winkelen (winkels bezoeken):

winkelen

einkaufen

winkelen

Einkäufe machen

2. winkelen (etalages bekijken):

winkelen

einen Schaufensterbummel machen

win·ke·lier <winkelier|s> [wɪŋkəlir] N m

winkelier

Ladenbesitzer m

winkelier

Geschäftsinhaber m

win·kel·dief <winkel|dieven> [wɪŋkəldif] N m

winkeldief

Ladendieb m

win·kel·wa·gen <winkelwagen|s> [wɪŋkəlwaɣə(n)] N m

1. winkelwagen (rijdende winkel):

winkelwagen

fahrende(r) Laden m

2. winkelwagen (boodschappenwagentje):

winkelwagen

Einkaufswagen m