Translations for „afkeer“ in the Dutch » German Dictionary

af·keer [ɑfker] N m geen pl

afkeer

Abneigung f

ik heb een afkeer van hem

ich habe eine Abneigung gegen ihn

ik heb een afkeer van hem (sterker)

er ekelt mich an

met afkeer

mit Widerwillen

Usage examples with afkeer

met afkeer

mit Widerwillen

een onoverwinnelijke afkeer

eine unüberwindliche Abneigung

een verklaarbare afkeer

eine erklärbare Abneigung

een ingeboren afkeer hebben van …

einen angeborenen Widerwillen (gegen jdn/etw) haben

ik heb een afkeer van hem

ich habe eine Abneigung gegen ihn

een lijfelijke afkeer van iets/iem hebben

sich vor etw/jdm ekeln