Translations for „asielaanvraagster“ in the Dutch » German Dictionary

ba·cil·len·draag·ster N f

bacillendraagster feminine form of bacillendrager

See also bacillendrager

ba·cil·len·dra·ger <bacillendrager|s> [bɑsɪlə(n)draɣər] N m

bacillendrager

Bazillenträger m

bacillendrager

Keimträger m

aanklaag·ster N f

aanklaagster feminine form of aanklager

See also aanklager

aan·kla·ger <aanklager|s> [aŋklaɣər] N m

aanklager

Ankläger m

aanklager

Kläger m

de openbare aanklager

der Staatsanwalt

de openbare aanklager (collectief)

die Staatsanwaltschaft

ge·zag·draag·ster N f

gezagdraagster feminine form of gezagdrager

See also gezagdrager

ge·zag·dra·ger <gezagdrager|s> [ɣəzɑɣdraɣər] N m (overheid)

gezagdrager

Obrigkeit f

gezagdrager pej

Machthaber m

vraag·ster N f

vraagster feminine form of vrager

See also vrager

vra·ger <vrager|s> [vraɣər] N m

vrager

Fragesteller m

vrager (iem die veel vraagt)

Frager m

aan·val·ster N f

aanvalster feminine form of aanvaller

See also aanvaller

aan·val·ler <aanvaller|s> [anvɑlər] N m

1. aanvaller (aanvallende persoon):

aanvaller

Angreifer m

2. aanvaller SPORTS:

aanvaller

Stürmer m

fe·me·laar·ster N f

femelaarster feminine form of femelaar

See also femelaar

fe·me·laar <femelaar|s> [feməlar] N m

femelaar (langdradig)

Salbader m

femelaar (langdradig)

frömmelnder Schwätzer

femelaar (schijnheilig)

Frömmler m

ze·me·laar·ster N f

zemelaarster feminine form of zemel

See also zemel

ze·mel <zemel|en> [zeməl] N f (graan)

zemel

Kleie f

aan·hang·ster <aanhangster|s> [anhɑŋstər] N f

aanhangster feminine form of aanhanger¹

See also aanhanger , aanhanger

aan·han·ger² <aanhanger|s> [anhɑŋər] N m (aanhangwagen)

aanhanger

Anhänger m

aan·han·ger¹ <aanhanger|s> [anhɑŋər] N m (persoon)

aanhanger

Anhänger m

hak·ke·laar·ster N f

hakkelaarster feminine form of hakkelaar

See also hakkelaar

hak·ke·laar <hakkelaar|s> [hɑkəlar] N m

hakkelaar

Stotterer m

han·de·laar·ster N f

handelaarster feminine form of handelaar

See also handelaar

han·de·laar <handelaar|s, hande|laren> [hɑndəlar] N m

handelaar

Händler m

handelaar

Kaufmann m

handelaar

Kauffrau f

wan·de·laar·ster <wandelaarster|s> [wɑndəlarstər] N f

wandelaarster feminine form of wandelaar

See also wandelaar

wan·de·laar <wandelaar|s> [wɑndəlar] N m

wandelaar

Spaziergänger m

wandelaar (op trektocht)

Wanderer m