Dutch » German
You are viewing results spelled similarly: belichten , beliegen , believen , juwelierster , beleden , beleed and belijden

be·liev·en1 [bəlivə(n)] N nt geen pl

be·lie·gen <beloog, h. belogen> [bəliɣə(n)] VB trans

be·lich·ten <belichtte, h. belicht> [bəlɪxtə(n)] VB trans

1. belichten (licht laten vallen op):

2. belichten (beschouwen):

3. belichten foto.:

ju·we·lier·ster N f

juwelierster feminine form of juwelier

See also juwelier

ju·we·lier <juwelier|s> [jywəlir] N m

be·lij·den <beleed, h. beleden> [bəlɛidə(n)] VB trans

1. belijden (bekennen; uitdragen):

2. belijden (aanhangen):

be·leed VB

beleed 3. pers sing imp van belijden

See also belijden

be·lij·den <beleed, h. beleden> [bəlɛidə(n)] VB trans

1. belijden (bekennen; uitdragen):

2. belijden (aanhangen):

be·le·den VB

beleden 3. pers pl imp van belijden

See also belijden

be·lij·den <beleed, h. beleden> [bəlɛidə(n)] VB trans

1. belijden (bekennen; uitdragen):

2. belijden (aanhangen):


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski