Translations for „dichtkurken“ in the Dutch » German Dictionary

dicht·druk·ken <drukte dicht, h. dichtgedrukt> [dɪɣdrʏkə(n)] VB trans

dichtdrukken

zudrücken

dicht·kno·pen <knoopte dicht, h. dichtgeknoopt> [dɪxtknopə(n)] VB trans

dichtknopen

zuknöpfen

zijn jas dichtknopen

sich dat die Jacke zuknöpfen

dicht·ma·ken <maakte dicht, h. dichtgemaakt> [dɪxtmakə(n)] VB trans

dichtmaken

zumachen

dichtmaken (ondoorlatend maken)

(ab)dichten

een kier dichtmaken

eine Ritze abdichten

dicht·klap·pen¹ <klapte dicht, i. dichtgeklapt> [dɪxtklɑpə(n)] VB intr

1. dichtklappen:

dichtklappen (krachtig dichtgaan: deur)

zufallen

dichtklappen (krachtig dichtgaan: valstrik, slot, zakmes)

zuschnappen

dichtklappen (krachtig dichtgaan: venster, deksel)

zuklappen

2. dichtklappen (personen):

dichtklappen

kein Wort mehr herausbringen können

dicht·knij·pen <kneep dicht, h. dichtgeknepen> [dɪxtknɛipə(n)] VB trans

dichtknijpen

zudrücken

dichtknijpen

zukneifen

de handen dichtknijpen

die Hände zusammenpressen

de handen dichtknijpen fig

heilfroh sein

dicht·plak·ken <plakte dicht, h. dichtgeplakt> [dɪxtplɑkə(n)] VB trans

dichtplakken

zukleben

dicht·kunst [dɪxtkʏnst] N f geen pl

dichtkunst

Dichtkunst f

dichtkunst

Dichtung f

ont·kur·ken <ontkurkte, h. ontkurkt> [ɔntkʏrkə(n)] VB trans

ontkurken

entkorken

dicht·doen <deed dicht, h. dichtgedaan> [dɪɣdun] VB trans

dichtdoen

zumachen

dichtdoen

schließen

dat doet de deur dicht!

das ist ja die Höhe!

dicht·werk <dichtwerk|en> [dɪxtwɛrk] N nt

1. dichtwerk (gedichten):

dichtwerk

lyrische(s) Œuvre nt

2. dichtwerk (groot gedicht):

dichtwerk

(lyrische) Dichtung f

dicht·bin·den <bond dicht, h. dichtgebonden> [dɪxtbɪndə(n)] VB trans

dichtbinden

zubinden

dicht·bun·del <dichtbundel|s> [dɪxtbʏndəl] N m

dichtbundel

Gedichtsammlung f

dichtbundel (boekwerk)

Gedichtband m

dicht·gooi·en <gooide dicht, h. dichtgegooid> [dɪxtxojə(n)] VB trans

1. dichtgooien (krachtig dichtdoen):

dichtgooien

zuschlagen

dichtgooien

zuwerfen

2. dichtgooien (dempen):

dichtgooien

zuschütten

dichtgooien

zuwerfen

een sloot dichtgooien

einen Graben zuschütten

dicht·naai·en <naaide dicht, h. dichtgenaaid> [dɪxtnajə(n)] VB trans

dichtnaaien

zunähen

een wond dichtnaaien

eine Wunde (ver)nähen