Translations for „duiden“ in the Dutch » German Dictionary

dui·den¹ <duidde, h. geduid> [dœydə(n)] VB trans (uitleggen)

duiden

deuten

duiden

erklären

dui·den² <duidde, h. geduid> [dœydə(n)] VB intr

1. duiden (wijzen):

duiden

deuten

duiden

zeigen

2. duiden (aanwijzing geven, zijn):

duiden

hinweisen

duiden

anzeigen

verschijnselen die op tuberculose duiden

Anzeichen, die auf Tuberkulose hindeuten

3. duiden (zinspelen op):

duiden

anspielen

duiden op het falen van het bestuur

auf das Versagen des Vorstandes anspielen

Usage examples with duiden

iem iets euvel duiden

jdm etw verübeln

verschijnselen die op tuberculose duiden

Anzeichen, die auf Tuberkulose hindeuten

duiden op het falen van het bestuur

auf das Versagen des Vorstandes anspielen