Translations for „grondbezitster“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

grond·be·zit [ɣrɔndbəzɪt] N nt geen pl

1. grondbezit:

grondbezit (grondeigendom)

Grundbesitz m

grondbezit (pregnant)

Eigentum nt an Grund und Boden

privé [o. particulier ] grondbezit

Privatgrundbesitz m

2. grondbezit:

grondbezit (erf)

Grundbesitz m

grondbezit (pregnant)

Grund und Boden m

grond·leg·ster N f

grondlegster feminine form of grondlegger

See also grondlegger

grond·leg·ger <grondlegger|s> [ɣrɔntlɛɣər] N m

grondlegger (van een organisatie)

Gründer m

grondlegger (van een leer)

Begründer m

grond·be·gin·sel <grondbeginsel|en, grondbeginsel|s> [ɣrɔndbəɣɪnsəl] N nt

1. grondbeginsel (principe, uitgangspunt):

grondbeginsel

Prinzip nt

grondbeginsel

Grundprinzip nt

grondbeginsel

Grundsatz m

de grondbeginselen van het protestantisme

die Grundsätze des Protestantismus

2. grondbeginsel (eerste regels, hoofdpunten) pl:

grondbeginsel

Grundlagen pl

de grondbeginselen van de economie

die Grundlagen der Ökonomie

groot·grond·be·zit·ter <grootgrondbezitter|s> [ɣrotxrɔndbəzɪtər] N m

grootgrondbezitter

Großgrundbesitzer m