Translations for „kiezen“ in the Dutch » German Dictionary

kie·zen¹ <koos, h. gekozen> [kizə(n)] VB trans

1. kiezen ((door te stemmen) zijn voorkeur bepalen voor):

kiezen

wählen

een beroep kiezen

einen Beruf wählen [o. ergreifen]

de wijste partij kiezen

der Klügste sein

de wijste partij kiezen (van twee)

der Klügere sein

een president kiezen

einen Präsidenten wählen

de vlucht kiezen

die Flucht ergreifen

zijn woorden goed kiezen

seine Worte gut wählen

2. kiezen (verkiezen):

kiezen

(er)wählen

iem tot president kiezen

jdn zum Präsidenten wählen

een nummer kiezen

eine Nummer wählen

kie·zen² <koos, h. gekozen> [kizə(n)] VB intr

1. kiezen (een keus doen):

kiezen

wählen

kiezen

sich entscheiden

kiezen is verliezen

wer die Wahl hat, hat die Qual

we kiezen uit drie kandidaten

wir wählen zwischen drei Kandidaten

2. kiezen (stemmen):

kiezen

wählen

kiezen

seine Stimme abgeben

kiezen

zur Wahl gehen

Usage examples with kiezen

kiezen boren

Zähne ausbohren

zee kiezen

in See stechen

het ruime sop kiezen

in See stechen

de wijste partij kiezen

der Klügste sein

zijn woorden goed kiezen

seine Worte gut wählen

iem tot president kiezen

jdn zum Präsidenten wählen

een ander register kiezen fig

einen anderen Ton anschlagen

zijn woorden gelukkig kiezen

seine Worte glücklich wählen

kiezen uit drie mogelijkheden

aus drei Möglichkeiten wählen

zorgvuldig zijn woorden kiezen

seine Worte abwägen

iems zijde kiezen

sich auf jds Seite schlagen

kiezen is verliezen

wer die Wahl hat, hat die Qual

een beroep kiezen

einen Beruf wählen [o. ergreifen]

een president kiezen

einen Präsidenten wählen

de vlucht kiezen

die Flucht ergreifen

een nummer kiezen

eine Nummer wählen

het hazenpad kiezen fig

das Hasenpanier ergreifen

de ruimte kiezen

in See stechen