Translations for „lichamelijk“ in the Dutch » German Dictionary

li·cha·me·lijk [lɪxamələk] ADJ

1. lichamelijk:

lichamelijk (wat het lichaam betreft)

körperlich

lichamelijk (vooral in tegenstelling tot geestelijk)

leiblich

de lichamelijke behoeften

die leiblichen Bedürfnisse

lichamelijke gebreken vertonen

körperliche Fehler [o. Gebrechen] aufweisen

lichamelijk gehandicapt

körperbehindert

lichamelijk letsel oplopen

verletzt [o. verwundet] werden

lichamelijk letsel oplopen form

sich dat eine Verletzung zuziehen

(het toebrengen van) lichamelijk letsel

die Körperverletzung

de lichamelijke opvoeding

die Körpererziehung

het lichamelijk welzijn

das leibliche Wohl

2. lichamelijk:

lichamelijk (tastbaar)

physisch

lichamelijk (reëel)

körperhaft

de lichamelijke wereld

die stoffliche Welt

Usage examples with lichamelijk

lichamelijk gehandicapt

körperbehindert

het lichamelijk welzijn

das leibliche Wohl

lichamelijk letsel oplopen

verletzt [o. verwundet] werden

(het toebrengen van) lichamelijk letsel

die Körperverletzung