Translations for „meten“ in the Dutch » German Dictionary

me·ten¹ <mat, h. gemeten> [metə(n)] VB trans

meten (lengte, oppervlakte, inhoud e.d. bepalen)

messen

meten (vooral land, schip: precies opmeten)

vermessen

de bloeddruk van iem meten

jds Blutdruck messen

de tijd is kort gemeten fig

die Zeit ist knapp bemessen

gemeten naar

gemessen an +dat

me·ten² <mat, h. gemeten> [metə(n)] VB intr

1. meten (lengte, oppervlakte, inhoud e.d. bepalen):

meten

messen

in liters meten

nach Litern messen

met twee maten meten fig

mit zweierlei Maß messen

2. meten (bepaalde afmeting hebben):

meten

messen

hij meet 1,70 m

er misst 1,70 m

me·ten³ <mat zich, h. zich gemeten> [metə(n)] VB wk ww

meten zich meten (wedijveren):

meten

sich messen

Usage examples with meten

schraal meten

knapp bemessen

met twee maten meten fig

mit zweierlei Maß messen

passen en meten

zirkeln

in liters meten

nach Litern messen

de bloeddruk van iem meten

jds Blutdruck messen

met veel passen en meten kwamen we eruit fig

nach langem Hin und Her ging es doch