Translations for „overwinning“ in the Dutch » German Dictionary

over·win·ning <overwinning|en> [ovərwɪnɪŋ] N f

overwinning

Sieg m

overwinning (zichzelf)

Überwindung f

een overwinning behalen

einen Sieg erringen [o. davontragen]

het heeft mij een overwinning gekost daar weer naartoe te gaan

es hat mich einige Überwindung gekostet, wieder dorthin zu gehen

een overwinning op iem

ein Sieg über jdn

zeker van de overwinning

siegessicher

Usage examples with overwinning

de overwinning cadeau doen

den Sieg verschenken

zeker van de overwinning

siegessicher

een overwinning op iem

ein Sieg über jdn

een gemakkelijke overwinning

ein leichter Sieg

een royale overwinning

ein klarer Sieg

een overwinning behalen

einen Sieg erringen [o. davontragen]

een luisterrijke overwinning

ein glanzvoller [o. glorreicher] Sieg

in de eerste roes van de overwinning

im ersten Siegesrausch

het heeft mij een overwinning gekost daar weer naartoe te gaan

es hat mich einige Überwindung gekostet, wieder dorthin zu gehen