Translations for „stermijn“ in the Dutch » German Dictionary

ambts·ter·mijn <ambtstermijn|en> [ɑmtstɛrmɛin] N m

ambtstermijn

Amtszeit f

ambtstermijn

Amtsperiode f

ster·ling [stʏːrlɪŋ]

het pond sterling

das Pfund Sterling

ster·fe·lijk [stɛrfələk] ADJ

sterfelijk

sterblich

ster·re·tje <sterretje|s> [stɛrəcə] N nt

1. sterretje (vuurwerk):

sterretje

Wunderkerze f

2. sterretje (asterisk):

sterretje

Sternchen nt

sterretje

Stern m

3. sterretje gesch.:

sterretje

Stern m

sterretjes zien

Sterne sehen

be·ta·lings·ter·mijn <betalingstermijn|en> [bətalɪŋstɛrmɛin] N m

betalingstermijn

Zahlungsfrist f

betalingstermijn

Zahlungstermin m

le·ve·rings·ter·mijn <leveringstermijn|en> [levərɪŋstɛrmɛin] N m

leveringstermijn

Lieferfrist f

sterf·bed <sterfbed|den> [stɛrvbɛt] N nt

1. sterfbed (doodsbed):

sterfbed

Sterbebett nt

sterfbed

Sterbelager nt form

2. sterfbed (omstandigheden, tijd, wijze):

sterfbed

Tod m

sterfbed

Sterben nt

een zacht sterfbed hebben

einen sanften Tod haben

sterf·dag <sterfdag|en> [stɛrvdɑx] N m

sterfdag

Todestag m

ste·ri·li·se·ren <steriliseerde, h. gesteriliseerd> [sterilizerə(n)] VB trans

1. steriliseren (onvruchtbaar maken):

steriliseren

sterilisieren

steriliseren

unfruchtbar machen

2. steriliseren (desinfecteren):

steriliseren

sterilisieren

steriliseren

keimfrei machen