Translations for „tiefsten“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

bief·stuk <biefstuk|ken> [bifstʏk] N m

biefstuk

Beefsteak nt

Duitse [o. Amerikaanse ] biefstuk

deutsches Beefsteak

biefstuk tartaar

Tatar m

biefstuk tartaar

Tatarbeefsteak nt

dief·stal <diefstal|len> [difstɑl] N m

diefstal

Diebstahl m

een diefstal begaan [o. plegen ]

einen Diebstahl begehen

gekwalificeerde diefstal

schwere(r) Diebstahl m

diefstal met braak

Einbruch(s)diebstahl m

geef·ster N f

geefster feminine form of gever

See also gever

ge·ver <gever|s> [ɣevər] N m

gever

Spender m

een gulle gever

ein großzügiger Spender

weef·ster <weefster|s> [wefstər] N f

weefster

Weberin f

troos·ten <troostte, h. getroost> [trostə(n)] VB trans

troosten

trösten

zich met een andere vrouw troosten

sich mit einer anderen trösten