Translations for „unfertiger“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

zes·ti·ger <zestiger|s> [sɛstəɣər] N m

zestiger

Sechziger m

le·pel·rei·ger N m

lepelreiger → lepelaar

See also lepelaar

le·pe·laar <lepelaar|s, lepe|laren> [lepəlar] N m dierk.

lepelaar

Löffelreiher m

lepelaar

Löffler m

in·fer·ti·li·teit [ɪnfɛrtilitɛɪt] N f geen pl

infertiliteit

Unfruchtbarkeit f

infertiliteit

Infertilität f spec

aan·leg·stei·ger <aanlegsteiger|s> [anlɛxstɛiɣər] N m

aanlegsteiger

Landungsbrücke f

aanlegsteiger (voor kleinere boten)

Landungssteg m

vijf·ti·ger <vijftiger|s> [fɛiftəɣər] N m

vijftiger

Fünfziger m inf

vijftiger

Mann m von etwa fünfzig Jahren

rei·zi·ger <reiziger|s> [rɛizəɣər] N m

reiziger

Reisende(r) m

reiziger (passagier)

Fahrgast m

reiziger (passagier in een vliegtuig)

Fluggast m

uit·zui·ger <uitzuiger|s> [œytsœyɣər] N m

uitzuiger

Ausbeuter m

me·de·rei·zi·ger <medereiziger|s> [medərɛizəɣər] N m

medereiziger

Mitreisende(r) m