Translations for „vaktalig“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

veel·ta·lig [veltaləx] ADJ

veeltalig

mehrsprachig

veeltalig

polyglott form

een veeltalig woordenboek

ein mehrsprachiges Wörterbuch

aan·ha·lig [anhaləx] ADJ

aanhalig

anschmiegsam

hij kon zeer aanhalig doen

er war ein richtiger Schmeichler

pok·da·lig [pɔɡdaləx] ADJ

pokdalig

pockennarbig

twee·ta·lig [twetaləx] ADJ

tweetalig

zweisprachig

drie·ta·lig [dritaləx] ADJ

drietalig

dreisprachig

ramp·za·lig <rampzalige, rampzaliger, rampzaligst> [rɑmpsaləx] ADJ

1. rampzalig (vol van rampspoed):

rampzalig

unheilvoll

rampzalig

unglückselig

rampzalig

unselig

in die rampzalige nacht

in dieser Unglücksnacht

een rampzalig voorval

ein unglückseliger Vorfall

2. rampzalig (ellende veroorzakend):

rampzalig

unheilvoll

rampzalig

verhängnisvoll

rampzalig

unselig

met rampzalige gevolgen

mit verheerenden Folgen

een rampzalige vergissing

ein verhängnisvoller Irrtum

3. rampzalig (diep ongelukkig):

rampzalig

unglückselig

voor·ma·lig [vormaləx] ADJ

voormalig

ehemalig

vak·kun·dig <vakkundige, vakkundiger, vakkundigst> [vɑkʏndəx] ADJ

1. vakkundig (personen):

vakkundig

fachkundig

een vakkundig adviseur

ein Fachberater

2. vakkundig (zaken):

vakkundig

fachkundig

vakkundig

fachmännisch

vak·stu·die <vakstudie|s> [vɑkstydi] N f

vakstudie

Fachstudium nt