Translations for „vouwen“ in the Dutch » German Dictionary

vou·wen¹ <vouwde, h. gevouwen> [vɑuwə(n)] VB trans (vouwen leggen)

vouwen

falten

de handen vouwen ook fig

die Hände falten

vou·wen² <vouwde, h. gevouwen> [vɑuwə(n)] VB intr (gevouwen worden)

vouwen

sich falten

deze stof vouwt gemakkelijk

dieser Stoff faltet sich leicht

Usage examples with vouwen

de handen vouwen ook fig

die Hände falten

vouwen in een broek persen

Falten in eine Hose bügeln