Dutch » German

paard·rijd·ster N f

paardrijdster feminine form of paardrijder

See also paardrijder

paard·rij·der <paardrijder|s> [partrɛidər] N m

vrij·heids·strijd·ster N f

vrijheidsstrijdster feminine form of vrijheidsstrijder

See also vrijheidsstrijder

vrij·heids·strij·der <vrijheidsstrijder|s> [vrɛihɛitstrɛidər] N m

vracht·brief <vracht|brieven> [vrɑxtbrif] N m

vracht·vaar·der <vrachtvaarder|s> [vrɑxtfardər] N m (schip)

vracht·ver·voer [vrɑxtfərvur] N nt geen pl

rijd·ster <rijdster|s> [rɛɪtstər] N f

rijdster feminine form of rijder

See also rijder

rij·der <rijder|s> [rɛidər] N m

1. rijder (iem die in een voertuig rijdt):

Fahrer m

2. rijder (ruiter):

Reiter m

3. rijder (schaatser):

wiel·rijd·ster <wielrijdster|s> [wilrɛɪtstər] N f

wielrijdster feminine form of wielrijder

See also wielrijder

wiel·rij·der <wielrijder|s> [wilrɛidər] N m

mo·tor·rijd·ster N f

motorrijdster feminine form of motorrijder

See also motorrijder

mo·tor·rij·der <motorrijder|s> [motərɛidər] N m

spook·rijd·ster N f

spookrijdster feminine form of spookrijder

See also spookrijder

spook·rij·der <spookrijder|s> [spokrɛidər] N m

schaat·sen·rijd·ster N f

schaatsenrijdster feminine form of schaatsenrijder

See also schaatsenrijder

schaat·sen·rij·der <schaatsenrijder|s> [sxatsə(n)rɛɪdər] N m

vracht·au·to <vrachtauto|'s> N m

vrachtauto → vrachtwagen

See also vrachtwagen

vracht·wa·gen <vrachtwagen|s> [vrɑxtwaɣə(n)] N m

vracht·boot N f

vrachtboot → vrachtschip

See also vrachtschip

vracht·schip <vracht|schepen> [vrɑxtsxɪp] N nt

vracht·ceel N m

vrachtceel → vrachtbrief

See also vrachtbrief

vracht·brief <vracht|brieven> [vrɑxtbrif] N m

vracht·goed <vrachtgoed|eren> [vrɑxtxut] N nt

vracht·wa·gen <vrachtwagen|s> [vrɑxtwaɣə(n)] N m


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski