Dutch » German

Translations for „zuiden“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

zui·den [zœydə(n)] N nt geen pl

1. zuiden (kompasstreek):

zuiden
Süden m
zuiden meteo., scheepv.
raam op het zuiden
op het zuiden uitziend
een kamer op het zuiden
ten zuiden (van)
südlich von +dat
ten zuiden (van)
südlich +gen

2. zuiden (deel van de wereld):

zuiden
Süden m
naar het zuiden gaan

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski