Translations for „Handeltreibende“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈHan·del·trei·ben·de(r) N f(m) decl wie adj

Handeltreibende(r)

handelaar(handelaarster) m (f)

Handeltreibende(r)

koopman(koopvrouw) m (f)

ˈhan·del·trei·bend, ˈHan·del trei·bend ADJ

handeltreibend → Handel

See also Handel

ˈHan·del <Handels> [ˈhandl̩] N m kein pl

1. Handel (Wirtschaftszweig der Händler):

Handel

handel

Handel

het zakendoen

Handel und Gewerbe

handel en nijverheid

2. Handel (Warenverkehr):

Handel

handel

Handel

inkoop en verkoop van goederen

der Handel mit Waffen

de handel in wapens

Handel treibend

handeldrijvend

Handel treibend

neringdoende

3. Handel (Abmachung, Geschäft):

Handel

handel

Handel

transactie

Handel

zaak

ein fauler Handel

een smerig zaakje

mit jdm in den Handel kommen

met iem zaken doen

Monolingual examples (not verified by PONS Editors)

German

Aus der Notwendigkeit, dass Reisende und Handeltreibende dort verweilen mussten, entwickelte sich eine Schankwirtschaft und ein Übernachtungsgewerbe.

de.wikipedia.org

Handwerker und Handeltreibende hätten mit dem großen Krach von 1873 einen unaufhaltsamen Abstieg begonnen.

de.wikipedia.org