Translations for „endienst“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

Ver·ˈdienst¹ <Verdienst(e)s, Verdienste> [fɛɐ̯ˈdiːnst] N m FIN

Verdienst

verdienste

Verdienst

loon nt

Verdienst

inkomen nt

ˈAu·ßen·dienst N m

Außendienst

buitendienst

ˈBä·ren·dienst N m

jdm einen Bärendienst erweisen

iem een slechte dienst bewijzen

ˈIn·nen·dienst N m

Innendienst

binnendienst

ˈFron·dienst N m

Frondienst

vroondienst

Frondienst

leendienst

ˈWehr·dienst <Wehrdienst(e)s> N m kein pl

Wehrdienst

(militaire) dienst

seinen Wehrdienst (ab)leisten

in [o. onder] dienst zijn

ˈGöt·zen·dienst <Götzendienst(e)s> N m kein pl

Götzendienst

afgodendienst

Götzendienst

afgoderij

Götzendienst fig a.

verafgoding

mit etw/jdm Götzendienst treiben

iets/iem verafgoden

ˈKun·den·dienst N m

1. Kundendienst (Service) kein pl:

Kundendienst

(klanten)service

Kundendienst

dienstverlening

2. Kundendienst (Servicestelle eines Betriebs):

Kundendienst

serviceafdeling

Kundendienst

reparatiedienst

ˈPan·nen·dienst N m

Pannendienst

wegenwacht