Translations for „hartjes“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈhär·ten² [ˈhɛrtn̩] VB trans

härten

harden

härten

hard maken

ˈhar·ken [ˈharkn̩] VB trans NGer

harken

harken

harken

aanharken

harken

bijeenharken

ˈhar·nen [ˈharnən] VB intr

harnen

urineren

harnen

wateren

ˈhar·ren [ˈharən] VB intr

1. harren liter (warten):

harren

wachten

2. harren +gen liter (erwarten, verlangen):

harren

verbeiden

harren

vurig verwachten

harren

verlangend tegemoet zien

der Dinge harren, die da kommen sollen

wachten op de dingen die komen gaan

wir harrten seiner

we zagen zijn komst met verlangen tegemoet

ˈhar·zen¹ [ˈhaːɐ̯͜tsn̩] VB intr

harzen

hars afscheiden

ˈharm·los [ˈharmloːs] ADJ

1. harmlos (ungefährlich):

harmlos

ongevaarlijk

harmlos

onschadelijk

harmlos

onschuldig

die Krankheit verlief harmlos

de ziekte verliep zonder complicaties

2. harmlos (arglos):

harmlos

argeloos

harmlos

naïef

er spielte den Harmlosen

hij deed heel naïef [o. of hij van de prins geen kwaad wist]

er tat ganz harmlos

hij deed heel naïef [o. of hij van de prins geen kwaad wist]

3. harmlos (bescheiden, anspruchslos):

harmlos

eenvoudig

harmlos

pretentieloos

hart¹ <härter, (am) härtest(en)> [hart] ADJ

1. hart (nicht weich):

hart

hard

hart

stevig

hart

standvastig

hart gesottene Eier region

harde [o. hardgekookte] eieren

hart gebrannte Ziegel

hardgebakken (bak)stenen

die Erde ist hart gefroren

de grond is hard bevroren

hart im Nehmen sein fig

veel kunnen incasseren

eine harte Währung inf

een harde valuta

2. hart (mühevoll):

hart

hard

hart

zwaar

hart

moeizaam

hart bedrängt

zwaar belaagd

eine harte Jugend hinter sich haben

een moeilijke jeugd achter de rug hebben

ein hart umkämpfter Hügel

een heuvel waar zwaar om gevochten wordt [o. werd]

3. hart (streng, unerbittlich):

hart

hard

hart

streng

hart

onbarmhartig

ein hartes Herz haben

geen medelijden kennen

eine harte Lehre

een harde les [o. leerschool]

jdm hart zusetzen

iem erg in het nauw brengen

4. hart (unangenehm):

hart

hard

hart

onaangenaam

hart

onplezierig

harte Drogen

harddrugs

harte Gegensätze

scherpe tegenstellingen

hartes Licht

hard [o. fel] licht

5. hart:

hart (heftig)

hard

hart (heftig)

hevig

hart (brutal)

ruw

es geht hart auf hart inf

het gaat hard tegen hard

ein harter Aufprall

een hevige botsing

hart aufschlagen

met een klap [o. onzacht] neerkomen

hart aneinandergeraten

slaande ruzie krijgen

das hat ihn hart mitgenommen

dat heeft hem erg aangegrepen

harte Vorwürfe

scherpe verwijten