Translations for „herstelt“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈher·stel·len² VB trans

1. herstellen (erzeugen):

herstellen

vervaardigen

herstellen

produceren

herstellen

fabriceren

Fernsehapparate herstellen

televisietoestellen fabriceren

maschinell herstellen

machinaal vervaardigen

2. herstellen (zustande bringen):

herstellen

tot stand brengen

3. herstellen (irgendwohin stellen):

herstellen

hier (neer)zetten

ˈHer·stel·ler(in) <Herstellers, Hersteller> [ˈheːɐ̯ʃtɛlɐ] N m(f)

1. Hersteller (Mitarbeiter der Herstellung):

Hersteller(in)

vervaardiger(vervaardigster) m (f)

Hersteller(in)

maker(maakster) m (f)

Hersteller(in)

producent(producente) m (f)

2. Hersteller PUBL (Produzent):

Hersteller(in)

productiebegeleider(productiebegeleidster) m (f)

Hersteller(in)

productiecoördinator(productiecoördinatrice) m (f)

ge·ˈküns·telt [gəˈkʏnstl̩t] ADJ pej

gekünstelt

gekunsteld

gekünstelt

gemaakt

er·ˈstel·len [-ˈʃtɛlən] VB trans

1. erstellen liter (errichten):

erstellen

bouwen

erstellen

oprichten

2. erstellen liter (anfertigen):

erstellen

vervaardigen

erstellen

uitwerken

einen Plan erstellen

een plan opstellen [o. uitwerken]

ˈHer·stel·lung <Herstellung> N f kein pl

1. Herstellung (Produktion):

Herstellung

vervaardiging

Herstellung

productie

Herstellung

fabricage

2. Herstellung (zustande bringen):

Herstellung

het tot stand brengen

3. Herstellung (Aufbau):

Herstellung

herstel nt

Herstellung

genezing

4. Herstellung PUBL (Produktionsabteilung):

Herstellung

productie(afdeling)