Translations for „voordeel“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

voor·deel <voor|delen> [vordel] N nt

1. voordeel:

voordeel (winst, baat)

Vorteil m

voordeel (baat)

Nutzen m

zijn voordeel met iets doen

aus etw dat einen Vorteil [o. Nutzen] ziehen

fiscale voordelen

steuerliche Vergünstigungen pl

voordeel hebben bij

Vorteil haben von +dat

de tijd werkt in ons voordeel

die Zeit arbeitet für uns

in iems voordeel uitvallen

zu jds Vorteil ausfallen

hij is in zijn voordeel veranderd fig

er hat sich zu seinem Vorteil verändert

de wedstrijd in zijn voordeel beslissen

das Spiel für sich entscheiden

ten voordele van

zugunsten +gen

iem het voordeel van de twijfel gunnen

im Zweifelsfall zu jds Gunsten entscheiden

2. voordeel (gunstige eigenschap, omstandigheid):

voordeel

Vorteil m

een voordeel behalen

einen Vorteil erzielen

3. voordeel (tennis):

voordeel

Vorteil m

Usage examples with voordeel

in iems voordeel uitvallen

zu jds Vorteil ausfallen

in mijn voordeel uitvallen

zu meinen Gunsten ausfallen

een voordeel behalen

einen Vorteil erzielen

het fiscale voordeel

der Steuervorteil

voordeel hebben bij

Vorteil haben von +dat

kennis in zijn voordeel toepassen

seine Kenntnisse verwerten

zijn voordeel met iets doen

aus etw dat einen Vorteil [o. Nutzen] ziehen

iem tot voordeel/schande strekken

jdm Vorteile/Schande einbringen

de tijd werkt in ons voordeel

die Zeit arbeitet für uns

de wedstrijd in zijn voordeel beslissen

das Spiel für sich entscheiden

hij is in zijn voordeel veranderd fig

er hat sich zu seinem Vorteil verändert

alleen op eigen voordeel bedacht zijn

nur den eigenen Vorteil suchen

iem het voordeel van de twijfel gunnen

im Zweifelsfall zu jds Gunsten entscheiden

iem het voordeel van de twijfel geven

im Zweifelsfall zu jds Gunsten entscheiden