Translations for „mijn“ in the Dutch » German Dictionary

mijn¹ <mijn|en> [mɛin] N f

1. mijn (delfplaats):

mijn

Bergwerk nt

mijn

Grube f

mijn

Mine f

een mijn exploiteren

eine Mine ausbeuten

in de mijn afdalen

(in das Bergwerk) einfahren

in de mijnen werken

in der Grube arbeiten

2. mijn (mijnbouwmaatschappij):

mijn

Bergwerk nt

3. mijn gesch.:

mijn

Mine f

mijnen leggen/vegen

Minen legen/räumen

mijn² [mɛin] PRON poss pron

1. mijn (van mij):

mijn

mein

mijn

meine

mijn

mein

mijns inziens

meines Erachtens

2. mijn (zelfstandig):

mijn

meine(r) m

mijn

Meine(r) m

mijn

meine f

mijn

Meine f

mijn

meine(s) nt

mijn

Meine(s) nt

de mijnen

die Meinen [o. meinen] pl

ik heb het mijne gedaan

ich habe das Meinige [o. meinige] getan

Usage examples with mijn

mijn kleren plakken aan mijn lijf

die Kleider kleben mir am Leib

mijn geliefden!

meine Lieben!

mijn ouders

meine Eltern

mijn gelukwensen

(ich) gratuliere

mijn dierbaren

meine Lieben

mijn wederhelft

meine bessere Hälfte inf hum

mijn voorkeur gaat uit naar …

ich bevorzuge …

tot mijn leedwezen kan ik …

zu meinem Bedauern kann ich …

mijn horloge loopt voor

meine Uhr geht vor

prikkels in mijn arm

ein Prickeln in meinem Arm

mijn hoed is zoek

mein Hut ist mir abhandengekommen

tot mijn stomme verbazing

zu meinem großen Erstaunen

ik op mijn beurt

ich meinerseits

nu breekt mijn klomp (ik sta perplex)

mir bleibt die Spucke weg

mijn lippen zijn gesprongen

meine Lippen sind aufgesprungen