Translations for „Heugabel“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

ren·da·bel <rendabele, rendabeler, rendabelst> [rɛndabəl] ADJ

rendabel

rentabel

niet rendabel zijn

sich nicht rentieren

heu·gen <heugde, h. geheugd> [høɣə(n)] VB intr

heugen

im Gedächtnis bleiben

dat zal u heugen

daran werden Sie sich noch lange erinnern

iem een lesje geven [o. dat zal heugen]

jdm einen Denkzettel verpassen

me·mo·ra·bel [memorabəl] ADJ

memorabel

denkwürdig

heug·lijk [høxlək] ADJ

1. heuglijk (verheugend):

heuglijk

erfreulich

2. heuglijk (gedenkwaardig):

heuglijk

denkwürdig

pas·sa·bel [pɑsabəl] ADJ

passabel

passabel

sol·va·bel [sɔlvabəl] ADJ

solvabel

solvent

solvabel

zahlungsfähig

va·ri·a·bel [varijabəl] ADJ

variabel

variabel

variabele werktijden

gleitende Arbeitszeit f

ac·cep·ta·bel <acceptabele, acceptabeler, acceptabelst> [ɑksɛptabəl] ADJ

acceptabel

akzeptabel

acceptabel

annehmbar

dis·cu·ta·bel <discutabele, discutabeler, discutabelst> [dɪskytabəl] ADJ

1. discutabel (voor discussie vatbaar):

discutabel

diskutabel

2. discutabel (aanvechtbaar):

discutabel

disputabel

on·ren·da·bel [ɔnrɛndabəl] ADJ

onrendabel

unrentabel

sleep·ka·bel <sleepkabel|s> [slepkabəl] N m AUTO

sleepkabel

Abschleppseil nt

heu·len <heulde, h. geheuld> [hølə(n)] VB intr

heulen

gemeinsame Sache machen mit +dat

met de vijand heulen

mit dem Feind paktieren pej

met de vijand heulen fig

mit den Wölfen heulen inf