Translations for „Naailes“ in the Dutch » German Dictionary

naai·en <naaide, h. genaaid> [najə(n)] VB trans

1. naaien:

naaien (vervaardigen)

nähen

naaien (kostuumnaaien)

schneidern

een jurk naaien

ein Kleid nähen

2. naaien vulg (neuken):

naaien

vögeln inf

naaien

bumsen inf

3. naaien inf (benadelen):

naaien

anschmieren

ik voel me behoorlijk door hem genaaid

ich komme mir ganz schön verarscht von ihm vor inf

naai·doos <naai|dozen> [najdos] N f

naaidoos

Nähkasten m

naai·ster <naaister|s> [najstər] N f

naaister

Näherin f

naaister (als beroep)

Schneiderin f

naald <naald|en> [nalt] N f

naald

Nadel f

naald (van weegschaal)

Zunge f

een draad in een naald steken

eine Nadel einfädeln

het oog van een naald

das Nadelöhr

heet van de naald

brühwarm

naas·te <naaste|n> [nastə] N m en f

naaste

Nächste(r) f(m)

zijn naasten liefhebben

seine Nächsten lieben

naad·je [nacə] N nt geen pl

het naadje van de kous willen weten

alles haarklein wissen wollen

naas·ten <naastte, h. genaast> [nastə(n)] VB trans

naasten

verstaatlichen

naasten

nationalisieren

al·les¹ [ɑləs] N nt geen pl

alles

alles

dat alles wil ik deze week nog doen

das alles will ich diese Woche noch tun

jij bent mijn alles

du bist mein Ein und Alles

dans·les <dansles|sen> [dɑnslɛs] N f

dansles

Tanzunterricht m

gas·fles <gasfles|sen> [ɣɑsflɛs] N f

gasfles

Gasflasche f

stal·les [stɑləs] N pl

stalles

Sperrsitz m

zang·les <zangles|sen> [zɑŋlɛs] N f

zangles

Gesang(s)stunde f

mai·len <mailde, h. gemaild> [melə(n)] VB trans (e-mailen)

mailen

mailen