Dutch » German

Translations for „steken“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

ste·ken1 <stak, h. gestoken> [stekə(n)] VB trans

4. steken (uitspitten):

steken
asperges steken

5. steken:

steken (door steken)
steken (door spitten)

ste·ken2 [stekə(n)] VB intr

3. steken (gevoel van pijn veroorzaken):

steken
haar ogen steken van de slaap

4. steken (doorborend kijken):

steken

5. steken (erop aan komen):

steken

6. steken (stekende beweging maken):

steken

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski