Translations for „Seifenwasser“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

gla·zen·was·ser <glazenwasser|s> [ɣlazə(n)wɑsər] N m

1. glazenwasser (persoon):

glazenwasser

Fensterputzer m

glazenwasser

Glasreiniger m

2. glazenwasser (grote libel):

glazenwasser

Wasserjungfer f

rui·ten·wis·ser <ruitenwisser|s> [rœytə(n)wɪsər] N m

ruitenwisser

Scheibenwischer m

sein·wach·ter N m

seinwachter → seiner

See also seiner

sei·ner <seiner|s> [sɛɪnər] N m

seiner RADIO

Funker m

seiner scheepv.

Signalgast m

seiner spoorw.

Stellwerkswärter m

seiner spoorw.

Signalbediener m

vaat·was·ser <vaatwasser|s> [vatwɑsər] N m

vaatwasser

Geschirrspülmaschine f

vaatwasser

Geschirrspülautomat m

vaatwasser

Geschirrspüler m

vaatwasser

Spülautomat m

ta·fel·ten·nis·ser <tafeltennisser|s> [tafəltɛnɪsər] N m

tafeltennisser

Tischtennisspieler m

sei·zoen·werk N nt

seizoenwerk → seizoenarbeid

See also seizoenarbeid

sei·zoen·ar·beid [sɛizunɑrbɛit] N m geen pl

seizoenarbeid

Saisonarbeit f

af·was·sen <waste af, h. afgewassen> [ɑfwɑsə(n)] VB trans

afwassen

abwaschen

afwassen (vaatwerk)

spülen

de kopjes afwassen

die Tassen spülen

ge·was·sen¹ [ɣəwɑsə(n)] ADJ

gewassen

getuscht

gewassen

Tusch-

een gewassen tekening

eine Tuschzeichnung

uit·was·sen <waste uit, h. uitgewassen> [œytwɑsə(n)] VB trans

uitwassen

auswaschen

wit·was·sen <waste wit, h. witgewassen> [wɪtwɑsə(n)] VB trans

witwassen

waschen

het witwassen van geld

die Geldwäsche