Translations for „Vikingvrouw“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

vak·vrouw N f

vakvrouw feminine form of vakman

See also vakman

vak·man <vak|lui, vak|lieden, vak|mensen, vakman|nen> [vɑkmɑn] N m

vakman

Fachmann m

za·ken·vrouw <zakenvrouw|en> [zakə(n)vrɑu] N f

zakenvrouw

Geschäftsfrau f

be·winds·vrouw <bewindsvrouw|en> [bəwɪn(t)sfrɑu] N f

bewindsvrouw feminine form of bewindsman

See also bewindsman

be·winds·man <bewinds|lieden> [bəwɪntsmɑn] N m

bewindsman (lid van een bestuur)

Führungskraft f

bewindsman (minister)

Minister m

vis·sers·vrouw <vissersvrouw|en> [vɪsərsfrɑu] N f

vissersvrouw

Fischer(s)frau f

koop·vrouw <koopvrouw|en> [kopfrɑu] N f

1. koopvrouw:

koopvrouw (ventster)

Händlerin f

koopvrouw (in handelsregister)

Kauffrau f

2. koopvrouw (zakenvrouw):

koopvrouw

Geschäftsfrau f

huis·vrouw <huisvrouw|en> [hœysfrɑu] N f

huisvrouw

Hausfrau f

vroed·vrouw <vroedvrouw|en> [vrutfrɑu] N f

vroedvrouw

Hebamme f

leids·vrouw <leidsvrouw|en> [lɛɪtsfrɑu] N f

leidsvrouw (vrouw die leiding geeft)

Leiterin f

leidsvrouw (vooraangaand)

Führerin f