Translations for „Wildbret“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

wil·de·bras <wildebras|sen> [wɪldəbrɑs] N m

wildebras

Wildfang m

wild·groei [wɪltxruj] N m geen pl ook fig

wildgroei

Wildwuchs m

wil·de <wilde|n> [wɪldə] N m en f

1. wilde (primitief volk):

wilde

Wilde(r) f(m)

2. wilde (wildebras):

wilde

Wildfang m

wild·vreemd [wɪltfremt] ADJ

wildvreemd

wildfremd

wil·der·nis <wildernis|sen> [wɪldərnɪs] N f

wildernis

Wildnis f

iem de wildernis insturen fig

jdn seinem Schicksal überlassen

wil·de·man [wɪldəmɑn] N m geen pl

1. wildeman (wild mens):

wildeman

Wilde(r) m

2. wildeman (driftkop):

wildeman

Hitzkopf m

wildeman

Heißsporn m

wild·park <wildpark|en> [wɪltpɑrk] N nt

wildpark

Wildpark m

wildpark

Wildgehege nt

wil·len¹ <wou/wilde, h. gewild> [wɪlə(n)] VB mod aux

1. willen (zullen):

willen

wollen

wil ik dat doen?

soll ich das machen?

willen we gaan?

wollen wir gehen?

2. willen (gebod, verzoek):

willen

wollen

zou u zo vriendelijk willen zijn …

seien Sie so freundlich, …

zou u zo vriendelijk willen zijn …

würden Sie so freundlich sein, …

3. willen (mogelijkheid, waarschijnlijkheid):

willen

sollen

het moet al erg meevallen, wil zij die baan krijgen

sie müsste schon viel Glück haben, um die Stelle zu bekommen

wil het lukken, dan moeten we opschieten

soll es gelingen, dann müssen wir uns beeilen

hij wil 's avonds nog weleens thuis zijn

abends ist er meistens zu Hause

wils·kracht [wɪlskrɑxt] N f geen pl

wilskracht

Willenskraft f

wilskracht

Willensstärke f

flo·ret <floret|ten> [florɛt] N nt of m of f

floret

Florett nt