Translations for „aktuelle“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

af·tel·len <telde af, h. afgeteld> [ɑftɛlə(n)] VB trans

1. aftellen:

aftellen (nauwkeurig uittellen)

abzählen

aftellen (aftrekken)

abziehen

geld aftellen

Geld abzählen

2. aftellen (een naderend tijdstip afwachten):

aftellen

zählen

aan het aftellen zijn

die Tage zählen

de dagen aftellen

die Tage zählen

ak·te·tas <aktetas|sen> [ɑktətɑs] N f

aktetas

Aktentasche f

ga·zel·le <gazelle|n, gazelle|s> [ɣazɛlə] N f

gazelle

Gazelle f

no·vel·le <novelle|n, novelle|s> [novɛlə] N f

1. novelle (verhaal):

novelle

Novelle f

2. novelle jur. (wijzigingswet):

novelle

Novelle f

novelle

Nachtragsgesetz nt

af·bel·len <belde af, h. afgebeld> [ɑvbɛlə(n)] VB trans

1. afbellen (telefonisch afzeggen):

afbellen

telefonisch absagen

2. afbellen (per telefoon langsgaan):

afbellen

herumtelefonieren

hij belde de halve stad af om een taxi

er hat in der ganzen Stadt herumtelefoniert, um ein Taxi zu bekommen

na·tel·len <telde na, h. nageteld> [natɛlə(n)] VB trans

natellen

nachzählen

dat kun je op je vingers natellen fig

das kannst du dir an (den) fünf Fingern abzählen

op·tel·len <telde op, h. opgeteld> [ɔptɛlə(n)] VB trans

1. optellen (bijeentellen):

optellen

addieren

optellen

zusammenzählen

twee getallen optellen

zwei Zahlen addieren

iets bij iets anders optellen

etw zu etw anderem hinzuzählen

2. optellen (achterelkaar opnoemen):

optellen

aufzählen

tail·le <taille|s> [tɑjə] N f

taille

Taille f

een dunne taille hebben

eine schlanke Taille haben

ka·mil·le <kamille|n> [kamɪlə] N f

kamille

Kamille f