Translations for „ansteigend“ in the Dutch » German Dictionary

aan·ma·ti·gend <aanmatigende, aanmatigender, aanmatigendst> [amatəɣənt] ADJ

aanmatigend

anmaßend

op aanmatigende toon

in anmaßendem Ton

drei·gend [drɛiɣənt] ADJ

1. dreigend (dreiging uitdrukkend):

dreigend

drohend

een dreigend gebaar

eine Drohgebärde

2. dreigend (op het punt staande te gebeuren):

dreigend

drohend

dreigend

bedrohlich

ont·ei·ge·nen <onteigende, h. onteigend> [ɔntɛiɣənə(n)] VB trans

onteigenen

enteignen

on·deu·gend <ondeugende, ondeugender, ondeugendst> [ɔndøɣənt] ADJ

1. ondeugend (brutaal, stout):

ondeugend

frech

ondeugend

ungezogen

2. ondeugend:

ondeugend (guitig)

schelmisch

ondeugend (guitig)

schalkhaft

ondeugend (guitig)

spitzbübisch

ondeugend (kleding)

frech

ondeugend (kleding)

kess

3. ondeugend (pikant):

ondeugend

pikant

ondeugend

frivol

aan·voe·gend [anvuɣənt] ADJ

de aanvoegende wijs taalk.

der Konjunktiv

hoogst·ei·gen [hoxstɛiɣə(n)] ADJ

in hoogsteigen persoon

höchstpersönlich

be·ves·ti·gend [bəvɛstəɣənt] ADJ

bevestigend

bejahend

een bevestigend antwoord

eine bejahende Antwort

hij antwoordde bevestigend

er antwortete mit Ja

hij beantwoordde mijn vraag bevestigend

er bejahte meine Frage

be·vre·di·gend <bevredigende, bevredigender, bevredigendst> [bəvredəɣənt] ADJ

bevredigend

befriedigend

bevredigend

zufriedenstellend

over·tui·gend [ovərtœyɣənt] ADJ

overtuigend

überzeugend

ont·ei·ge·ning <onteigening|en> [ɔntɛiɣənɪŋ] N f

onteigening

Enteignung f