Translations for „beide“ in the Dutch » German Dictionary

bei·de [bɛidə] NUM

1. beide attr:

beide

beide

aan beide zijden

auf [o. zu] beiden Seiten

2. beide (zelfstandig):

beide

beide

in ons beider belang

in unser beider Interesse

zijn ouders gaan beiden op reis

seine Eltern verreisen beide

wij met ons beiden [o. beidjes]

wir beide

Usage examples with beide

beide boeken waren oorspronkelijk

beide Bücher waren grundlegend neu

aan beide kanten

auf [o. zu] beiden Seiten

aan beide zijden

auf [o. zu] beiden Seiten

een verlamming aan beide kanten

eine doppelseitige Lähmung

hij moest beide partijen ontzien

er musste beide Parteien schonen

iets met beide handen aangrijpen fig

etw mit beiden Händen greifen

hij stak de beide armen omhoog

er reckte beide Arme hoch [o. empor]

de betrekkingen tussen beide landen zijn genormaliseerd

die Beziehungen zwischen beiden Ländern haben sich normalisiert

de beide teams speelden een spannend duel

die beiden Mannschaften lieferten sich ein packendes Duell

met beide benen op de grond staan fig

mit beiden Beinen auf der Erde stehen

met beide benen op de grond blijven staan fig

mit beiden Beinen auf der Erde bleiben fig