Translations for „besluit“ in the Dutch » German Dictionary

be·sluit <besluit|en> [bəslœyt] N nt

1. besluit:

besluit (beslissing: vergadering; na overleg)

Beschluss m

besluit (beslissing: voornemen; spontaan)

Entschluss m

besluit (beslissing: officieel)

Verfügung f

een besluit nemen [o. vormen ]

einen Beschluss [o. Entschluss] fassen

2. besluit (einde, afsluiting):

besluit

Abschluss m

3. besluit (maatregel):

besluit

Beschluss m

bij Koninklijk Besluit

auf Königlichen Beschluss (hin)

4. besluit (conclusie):

besluit

Schlussfolgerung f

besluit

Schluss m

Usage examples with besluit

in zijn besluit wankelen

in seinem Beschluss schwanken

terugkomen van een besluit

einen Beschluss rückgängig machen

een besluit krachteloos maken

einen Beschluss außer Kraft setzen

een besluit herroepen

einen Beschluss widerrufen

een onherroepelijk besluit

ein unwiderruflicher Entschluss

een wijs besluit

ein weiser Entschluss

een kloek besluit

ein beherzter [o. kühner] Entschluss

een heel besluit

ein wichtiger [o. (folgen)schwerer] Entschluss

het rechterlijk besluit

der Gerichtsbeschluss

bij Koninklijk Besluit

auf Königlichen Beschluss (hin)

een besluit nemen [o. vormen ]

einen Beschluss [o. Entschluss] fassen

hoed af voor dit besluit fig

Hut ab vor dieser Entscheidung

aan een plan/besluit gevolg geven

einen Plan/Entschluss ausführen

hij hikte erg tegen het besluit van zijn chef aan

er konnte sich mit dem Beschluss seines Vorgesetzten nur schlecht abfinden