Translations for „bewust“ in the Dutch » German Dictionary

be·wust [bəwʏst] ADJ

1. bewust (betreffend):

bewust

bewusst

bewust

fraglich

2. bewust (besef hebbend van):

bewust

bewusst

zich van geen schuld bewust zijn

sich dat keiner Schuld gen bewusst sein

3. bewust (opzettelijk):

bewust

bewusst

bewust

absichtlich

4. bewust (in sammenstelling):

bewust

-bewusst

5. bewust (in het bewustzijn aanwezig):

bewust

bewusst

Usage examples with bewust

een bewust ongehuwde moeder

eine bewusst alleinerziehende Mutter

een vraag bewust negeren

eine Frage bewusst überhören

zich van geen schuld bewust zijn

sich dat keiner Schuld gen bewusst sein